Mens of monster

Ik trap er zelf steeds ook weer in: om mensen die oppervlakkig niet op me lijken te zien als de vijand.
 
Of het nou voetbalvandalen zijn die aanstekers of brandbommen gooien. Mijn buren die hun tuin voltegelen en zo elk groen sprietje of beestje weren uit hun tuin. Of die grote groep mensen die afgelopen maart stemden op de BBB.
 
We zien snapshots van elkaar en kleuren de rest in met bijzonder weinig verschillende kleurtjes. Zwart of wit.
 
Iemand is goed OF fout.
 
En zo maken we karikaturen van elkaar en gooien we olie op dat polarisatievuur waar we nu zo’n last van hebben.
 
En het stomme is, het gebeurt voordat je er erg in hebt. Ik heb ooit sociale psychologie gestudeerd, en het is een bekend fenomeen: Ingroup-outgroup-denken.
 
Je ziet sneller overeenkomsten met mensen in je eigen groep en bent geneigd ‘de ander’ veel meer anders te maken dan hij in werkelijkheid is. Zo versterk je de verbinding met de jouwen, en vergroot je de verschillen met een potentiële vijand.
 
Hoe sterk dit kan werken en tot wat voor ellende dat ons in staat stelt, heb ik zelf een paar jaar geleden meegemaakt.
 
Vier jaar geleden werd ik in detentie gezet aan de grens met de Verenigde Staten.
 
Ik had door een misverstand het verkeerde verhaal bij het goede visum en werd vastgehouden in ‘secondary’. Een klein kamertje op het vliegveld van San Fransisco voor 95% vol met Indiërs en Mexicanen en zo’n tien officers gewapend in donker uniform.
 
De hele ervaring die nog geen 24 uur duurde was respectloos, intimiderend en onterend.
 
Mijn telefoon en spullen werden ingenomen, ik mocht niemand bellen, terwijl mijn lief aan de andere kant van de douane op me stond te wachten. Ik werd urenlang in onzekerheid gehouden. Ik werd gefouilleerd zoals in de film, handen tegen de muur benen wijd. Er was geen afleiding, geen tv, geen boeken. Ik was blij dat ik toevallig nog een Volkskrant Magazine in mijn handbagage had die ik eruit mocht vissen.
 
De officers blaften iedereen in de ruimte af, mij ook, maar vooral de mensen van kleur.
 
Pas om 2 uur ’s nachts werden we naar een lege gate gebracht waar we een aantal uur op stoeltjes of de grond konden slapen. En de volgende ochtend vroeg werden we weer terug gebracht naar dat kamertje en werd ik rond 12 uur onder escort van 2 zwaargewapende gewapende mannen als een crimineel naar mijn vliegtuig geleid, terug naar Nederland.
 
Al die tijd was ik in behoorlijk intense paniek. Ergens tussen flight (no pun intended) en freeze in.
 
Wat me zo raakte aan het hele voorval – die 24 uur – was het gevoel dat ik er als mens even helemaal niet toe deed en totaal afhankelijk was van anderen met meer macht dan ik. Ik voelde me een niemand.
 
Zij zagen mij als gevaar. Niet als mens.
 
Hoewel ik ontzettend bang was, probeerde ik ook te kijken naar hoe ik het beste kon overleven in deze situatie.
 
Het was makkelijk om hen ook als vijand te zien. Onbeschoft en machtswellustig. Typisch van die Republikeinse zero tolerance eikels.
 
Maar ik kwam er ook achter: de manier waarop ik hier met zo min mogelijk trauma uit kan komen is om hen te blijven zien als mens.
 
Sterker nog: als goed mens.
 
De intimiderende pose die ze aannemen heeft een functie. Ze willen hun land beschermen. Ze geloven dat er een goed is en een kwaad en dat zij het goede brengen. Ik voldeed gewoon niet aan de regels, meer niet.
 
Bovendien, om dat te kunnen doen kunnen ze mij niet als mens zien. Anders kunnen ze hun werk niet doen.
 
Ze gebruiken een ondervragingstechniek, maar onderling zijn ze vriendelijk en maken ze grapjes. Net als ik doe met mijn vrienden.
 
Toen ik daar zo zat te wachten in het grote niets, las ik in dat VK magazine toevallig ook deze regel van Orwa Nyrabia, artistiek directeur van het Idfa en gevlucht uit Syrië en die sterkte me: “Ik zag het als een uitdaging de ondervrager als mens te blijven zien. Door nederig te zijn, probeer ik ervoor te zorgen dat fascisme mij niet ook tot een fascist maakt.”
 
Wat een oefening lieve vrienden. Om degenen die mij tot nummer of gevaar bestempelen als mens te blijven zien.
 
Dus door heel bewust ervan te zijn dat ik niet ook mee ging doen. Dat ik  zelf ook geen fascistisch gedrag vertoon. Zoals president Zelensky ook zo prachtig laat zien in het gesprek met David Letterman (in: My Next Guest).
 
Sterker nog, voor mij is de ultieme menselijke daad te erkennen dat ik niet veel anders ben dan die intimiderende officers.
 
Ja, de meeste mensen deugen (dank Rutger Bregman), maar de kracht van systemen is groot. Ook ik oordeel sneller dan goed is. Misschien niet door iemand als stuk vuil te behandelen, maar subtiele polarisering – waar ik mezelf zeker schuldig aan maak- is misschien wel fnuikender.
 
Net als institutioneel racisme. Zolang we niet toegeven er zelf aan mee te doen, kunnen we er ook niet van leren.
 
Dus ja. We zijn beide, mens en monster.
 
Jij, maar ik ook. Wij allemaal.
 
En het blijft steeds de uitnodiging om onder dat oppervlakkige masker te kijken. Naar wat ons verbindt. Wat onze overeenkomsten zijn.
 
Er is niet een ‘wij’ en een ‘zij’, we zijn onderdeel van Eén Grote Groep.
 
Of zoals Arjan Vergeer van 365 dagen succesvol laatst zei: iedereen opereert uit liefde of uit een schreeuw om liefde. Het komt er soms alleen wat lullig uit.
 
Ik ben benieuwd hoe vaak jij jezelf terugvindt in de ander tot monster of vijand maken. En wat jij kan doen om jezelf weer in De Grote Groep te zetten.
*
Tekening: mezelf